Wiskunde
Op school had ik een relatie. Met wiskunde. Een haat-liefdeverhouding. Als perfectionist vond ik het exacte karakter van wiskunde erg aantrekkelijk. Alles lekker definieerbaar en gedetailleerd. Toch heb ik altijd meer affiniteit gehad met woorden dan met cijfertjes. Daarom, en ook vanwege mijn beperkte mathematische aanleg, grote gestalte en gevoelige darmen, ben ik geen wetenschapper geworden maar veeleer schetenwapper, al is flatulent zijn natuurlijk ook maar een fluttalent.
Mettertijd ben ik een en ander anders gaan definiëren en ben ik mijn alternatieve talenten, het schrijven en filosoferen, een beetje gaan ontwikkelen. Misschien wat eigenzinnig, misschien wat tegendraads. Zo heeft wiskunde voor mij niks met cijfertjes, formules, vraagstukken of parabolen te maken, maar is het eerder het vermogen om de nare dingen die in je leven gebeurden uit je geheugen te bannen. Ze te wissen, juist door ze op te schrijven. Dat is wat ik, op geheel contradictorische en weerspannige wijze, doe. Dan zijn ze voor mij afgehandeld en kunnen ze losgelaten en geklasseerd worden.
Ik zeg of doe immers, meestal volledig ongewild en waarschijnlijk veel frequenter dan de gemiddelde medemens, allerlei foute dingen op lukrake momenten. In mijn boeken en andere schrijfsels behandel ik dikwijls dat soort situaties. Vooral de gênante, beschamende, soms pijnlijke gebeurtenissen uit het verleden. Zo beschreven, zo verwerkt, zo vergeten.
Het gevolg van publiceren is natuurlijk dat ze onverbiddelijk aan de oppervlakte komen, gelezen worden en geweten zijn. In het begin betaalde ik bibbergeld, zat ik vol zorgen. ‘Gaan lezers me uitlachen?’ Wel, de ervaring leert dat zulks nagenoeg nooit gebeurt. Wellicht omdat, en nu komt het, ze zichzelf herkennen!
In de werkelijke wiskunde zou men stellen dat de doorsnede tussen de doorsnee mens en de niet doorsnee mens (in dit geval ik), heel veel gemeenschappelijke punten bevat. De uitkomst is dan dat ik als persoon helemaal niet excentriek ben, maar dat wij als mensen allemaal bijzonder zijn, zij het met heel wat raakvlakken. Op die manier ben ik veel meer een Mitspazierer dan een Einzelgänger, veel meer een zakdoekgebruiker dan een rare snuiter, veel meer een publiek penseel dan een vreemde kwast, enfin, je begrijpt wat ik bedoel.
En dus schrijf ik maar door, zodat ik het gevoel heb dat ik erbij hoor. Uit commerciële overwegingen zal ik als ex-buitenbeentje binnenkort een verzameld werk uitbrengen. Een ‘best of’ die niet ‘best tof’ mag zijn, maar buitengewoon gewoon en herkenbaar. Als iemand zou zeggen: ‘Danny, ik vind je boeken best tof,’ dan kan je er donder op zeggen dat die persoon mijn schrijfsels diep vanbinnen nietszeggend en van bedenkelijke kwaliteit vindt.
Donder? Kan niet, de hemel straalt en mijn gemoed doet mee. Het zullen mijn darmen wel weer zijn, of een aanverwant en nabijgelegen ingewand. Mijn maag, want van al dat filosoferen heb ik een hongertje gekregen. Wiskundig gezien zou dat kunnen, want ik heb al bijna vier uur niets meer gegeten. Tijd voor vierkantsworteltjes met algebraad. Of toch maar niet.
Danny VANDENBERK