Wat we (w)eten

Wat eten we?

Een ogenschijnlijk simpele vraag, die me minstens één keer per dag voorgeschoteld wordt. Gewoonlijk gebeurt het veel vaker. Als huiskok voor een vrij veeleisende vrouw en vier vreetgrage weetgrage doch pietepeuterige pubers, wiens smaken voortdurend verschillen en variëren, is het mijn lot. Het is een moeilijk eetpubliek, ook al zijn het, op enkele uitzonderingen na, geen fijnproevers. De moeilijkheid zit ‘m vooral in de menukeuze.

Een kok die kan koken voor alle monden bestaat niet. Ook niet in ons gezin. Antwoorden die alle oren graag horen zijn er evenmin. Integendeel, mijn antwoorden, die op dat moment meestal al tot versbereide gerechten geëvolueerd en bijgevolg definitief en onomkeerbaar zijn, tenzij je ze op resolute wijze rechtstreeks in de vuilnisbak kiepert, monden bijna altijd uit in verhitte discussies, zelfs als ik koude schotel serveer.

Toen ik vele jaren geleden aan deze uiterst ondankbare taak begon, had ik geen enkele ervaring. Ik was onwetend. Zo onervaren en onschuldig als een kok zonder gerechtelijk verleden. Nog steeds kook ik zoals ik teken. Met veel plezier, maar wel op kleuterniveau. Mijn ‘signature dish’ in de keuken is viswok. Dat maak ik graag klaar en ik amuseer me ermee. Ik hou van roerbakken en vooral van die grappige Chinese spaghettietjes (verkleinwoorden zijn heus niet altijd irritant). Daar neem ik graag uitgebreid de tijd voor. Pure mie-time. Ongeveer zestig procent van mijn klandizie waardeert mijn viswok ten zeerste, daar teken ik doorgaans voor.

Zo ga ik constant op zoek naar de grootste gemene deler. Bijna als een wiskundige, op zoek naar het grootste positieve gehele getal waar een aantal gehele getallen door gedeeld kunnen worden zonder dat er een rest overblijft. Zo ga ik dagelijks op zoek naar een gerecht dat ik aan iedereen kan uitdelen zonder dat er te veel etensresten overblijven. Zijn die er toch, dan maak ik de hond gelukkig. Als de hond ze laat staan (gelukkig is dat nog nooit gebeurd) moet ik me in principe pas echt zorgen maken.

En vandaag, vandaag ga ik het anders aanpakken. Gedaan met de stress. Na jarenlang vermijdingsgedrag ga ik er helemaal voor. Tegendraads en rebels. Balorig klinkt misschien nog beter, zeker in dit geval. Spruiten, beste lezers, ik serveer spruiten. De door mijn gezinsleden meest gehate aller groenten, door mij al bijna een decennium angstvallig vermeden op onze huiselijke spijslijst, ook al ben ik er zelf dol op.

Vol afschuw zullen ze vanavond bij het binnenkomen van de keuken de muffe kookgeur opsnuiven en met een demonische glimlach om de lippen zal ik de vraag van de dag beantwoorden met: ‘Groene teeltballen, lekker bitter, boordevol vitamine C en mineralen … Spruiten dus!’ Ik wil in hun hoog opgetrokken neusgaten turen, hun gezichtjes vol huivering en walging zien, bulderen zal ik om hun braakneigingen! Mijn wraak, mijn ultieme wraak voor al die jaren van zorgvuldig, zelfs overmatig wikken en wegen, faalangstig zoeken, bijna bibberend beslissen en desondanks keiharde kritieken en vernederingen ondergaan en verdragen!

Verdorie. Dat klinkt eigenlijk toch wel hard. Weet je wat? Ik ga er spekreepjes bijdoen. Die verdoezelen de geur en verhogen de kans op een ietsiepietsie positivisme. En van die smeuïge aardappelpuree erbij. Die hebben ze ook zo graag.

Wat ben ik toch een pantoffelheld eigenlijk. Zou een pantoffelheld automatisch slippertjeskinderen hebben? Pantoffels, slippers … Het zou zomaar kunnen. Je hoeft je niet te schamen, lezer, ik weet ook pas sinds gisteren wat slippertjeskinderen zijn, omdat ik het toevallig ergens las. Slippertjeskinderen zijn kinderen die ‘voortspruiten’ uit een kortstondige buitenechtelijke liefdesrelatie. Zelf heb ik dat soort escapades of sekscapades uiteraard nooit gehad, maar … Naah! Mijn vrouw heeft wel ooit een slipcursus gevolgd voor ze me kende, dat heeft ze zelf toegegeven, maar een ‘avontuurtje’ tijdens ons huwelijk … Ik denk het niet. Wie dagelijks met een Maserati rijdt (of wekelijks, maandelijks, op mijn verjaardag en/of op officiële feestdagen), heeft behoefte noch nood aan een plezierrit met een Dacia Duster, met alle respect, of toch niet. Trouwens, een Vandenberk spruit niet voort uit. Een Vandenberk stamt af.

Aha! Hoor ik daar mijn jongste spruit nu net binnenkomen? Ik ben er klaar voor! Of toch niet …

Danny VANDENBERK