Vrouwelijke intuïtie
Ik zal het maar bekennen: ik heb een vrouwelijke kant. Niet lichamelijk en niet uitgesproken, maar hij is er wel. Uitgesproken ben ik in feite nooit. Intimi weten dat. Lichamelijk ben ik daarentegen wel vrij regelmatig. Intieme intimi weten dat. Eigenlijk vooral mijn vrouw. Daar lig ik lepeltjesgewijs bijna dagelijks tegenaan. Om het mezelf gemakkelijk te maken, sla ik meestal mijn arm om haar heen. Puur op mannelijke intuïtie, eventueel na wat gewoel, volg ik daarna mijn buikgevoel. Dat laatste mag je letterlijk nemen. Met mijn hand passeer ik dan voelend en op gevoel haar buik, op zoek naar iets hoger gelegen heuvelachtige gebieden, al wordt die excursie maar al te vaak op hardhandige of stampvoetende wijze onderbroken door de reisleidster, die slaapcomfort en rust soms net iets belangrijker vindt. Wist je dat ‘buikgevoel’ in het Zweeds ‘magkänsla’ genoemd wordt? Voor mij probleemloos te onthouden, als koppige langoor op mijn ezelsbruggetje. Als je aan buikgevoel doet, is er altijd kans op een slag in je maag: magkänsla.
Gelukkig bestaat er ook een, zij het vrij geringe, mogelijkheid dat zo’n excursie ontaardt in een sexcursie, dat begrijp je. Zolang die kans denkbaar is, zelfs al schat ik ze soms procentueel gezien op amper 0,01 %, volg ik stijfkoppig (let op de woordkeuze) mijn buikgevoel. Passioneel en met hart en ziel. De Spanjaarden, die bijna even warmbloedig zijn als ik, spreken niet van buikgevoel, maar van ‘corazonada’, hartgevoel dus. Geef toe, het klinkt veel beter dan het Engelse ‘gut feeling’ (geen goed gevoel, maar iets met rommelende ingewanden) of het Duitse ‘Bauchgefühl’, dat ook niet echt romantisch klinkt. Tja, wat verwacht je van een natie die lieftallige vlindertjes uitscheldt voor ‘Schmetterlinge’ ...
Mijn vrouwelijke intuïtie speelt zich veel meer af op het emotionele. Het zijn voorgevoelens, instincten. Met mijn buik, die de laatste maanden in omvang afgenomen is, heeft het weinig te maken. Soms kom ik ergens en wil ik er zo snel mogelijk weer weg. Ik weet niet waarom. Het is zo.
Met mensen heb ik dat ook. Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat mijn vrouwelijke intuïtie dan niet veel verder reikt dan een eerste indruk. Wat ben jij een rare man of een vreemde vrouw, denk ik af en toe. Ik laat mijn spiegelbeeld (dat me telkens weer verrast, als ware het een permanente eerste indruk) nu even buiten beschouwing. Het gebeurt ook bij anderen. Na het overwinnen van de drempel om hem of haar aan te spreken en een gesprek aan te knopen, blijkt maar al te vaak dat mijn instinct overwaait naar een aangenaam geurtje. De meeste mensen zijn zo beroerd nog niet en degenen die ik wel van onaangenaamheid verdenk, ken ik doorgaans niet persoonlijk. Het is een indruk vanop afstand, van onwetendheid. Een ongegronde ‘gut feeling’, eventueel nog bij te stellen.
Nog een weetje. Ken je een guts? Dat is een gootvormige beitel waarmee je hout kan wegsnijden. Misschien moet ik mijn eigen gut feeling wat vaker bijwerken met een guts, om er proefondervindelijk achter te komen of de bewuste man of vrouw uit het goede hout gesneden is. Denk nu niet dat ik iedereen met een beitel te lijf ga. Ik bedoel gewoon drempels overwinnen, wat vaker op iemand af stappen. ‘Show some guts’ wil niet zeggen dat je je maag of lever moet laten zien, maar wat lef tonen Misschien moet ik dat maar eens doen.
Hoe bekender iemand is, hoe moeilijker het wordt. Neem nu mijn afkeer van Niels Destadsbader, die is dermate sterk dat ik hem niet eens zou wíllen ontmoeten. En waarom? Ik vraag het me af. Omdat hij een slechte presentator is die desondanks een vet contract heeft bij de Vlaamse openbare omroep? Is het zijn tongval? Zijn air van zelfingenomenheid die ik als uiterst irritant ervaar? Is het zijn gezicht? Het feit dat hij ergerlijke, repetitieve liedjes zingt? Vanwege zijn hoofdrollen in een paar wansmakelijke films van FC De Kampioenen? Omdat hij vroeger als jurylid van de talentenjacht ‘Belgium’s Got Talent’ vooral de twee talenten van schaarsgeklede rondborstige dames honoreerde en met de tong uit de bek hangend toejuichte? Omdat hij overdreven veel woordgrapjes maakt? Goh, heb ik hem die laatste twee dingen nu echt verweten? Ze zit diep, mijn vrouwelijke intuïtie.
Gisteren zat ik in de auto, op de achterbank en dus geen controle hebbend over de radio. Er werd van post gewisseld terwijl de muziek tot dan toe best te pruimen viel. Mijn voorzitters verkozen gebrabbel, zoveel was duidelijk. Een interview. Onduidelijk. Na een paar verschrikkelijke e-klanken en wat gekraak herkende ik het gekwaak van Niels Destadsbader. Hij wist te vertellen dat hij al eens graag een uitgebreid bad neemt, soms vier uur lang. Dat hij dat dan ergens met een op hem gelijkend lelijk rubberen eendje op het marktplein van Deerlijk, Zwevezele, Beernem of Koekelare gaat doen, dacht ik, zijn naam alle eer aandoend en wel nu meteen. Of zijn dat geen steden? Kortrijk dan, of Roeselare. Alleszins ver weg van die microfoon, afgelegen, liefst nabij het hol waarvan hij afkomstig is.
‘En daarmee doe ik mijn naam alle eer aan. ‘t Zou erg onnatuurlijk zijn als ik, Destadsbader zijnde, alleen maar zou douchen,’ voegde hij er zelf vrijwel gelijktijdig aan toe. Verdomme, die zeekwal dacht daarnet ongeveer hetzelfde als ik. Hoe beschamend. Ik was al geen voorstander van die Destadsbader, maar nu haat ik hem bijna, al zou dat te ver gaan. Noem mij een tegenstander. Geen geduchte, want zelf kan ik ook helemaal niet presenteren, zingen of acteren. Wel een gedouchte, ja, een gedouchte tegenstander. Een paar weken geleden hebben we immers onze badkamer gerenoveerd en het bad eruit gegooid ten voordele van een grote inloopdouche.
Iets er zomaar uit gooien, het kan soms zoveel deugd doen.
Danny VANDENBERK