Verbrand kippenvel
Het gebeurt weleens dat iemand me interpelleert over het fenomeen ‘schrijven’. Waar blijf je je inspiratie halen, hoe hou je het vol en hoe begin je eraan?
‘Je moet gewoon tarten,’ zeg ik dan, waarna ik bekeken word alsof ik een spraakgebrek heb.
Tarten is geen voor de hand liggend woord. Het lijkt iets te missen. In mijn dagelijks doen en laten tart ik bijzonder weinig. Omdat ik allesbehalve een durver ben, zelfs met een aantal angststoornisjes kamp, en ik tarten definieer als ‘op een uitdagende manier laten merken dat je niet bang bent voor iemand of iets’.
Als ik ooit al iets heb getart, dan is het de verbeelding. Soms zowaar élke verbeelding, doordat ik blijkbaar af en toe nogal vreemd uit de hoek kom. De schrijfhoek, want vooral op papier ben ik een tarter.
Je moet de mensen prikkelen, verduidelijk ik dan. Verwarring scheppen. In mijn geval is dat bijna vanzelfsprekend. Misschien doordat ik van nature anders denk en op een andere manier prikkels verwerk dan doorsnee, ben ik een geboren verwarringschepper. Je kan de lezer uitdagen, aansporen, aanzetten tot nadenken, motiveren, stimuleren, verleiden, opzwepen, ophitsen of ze net kippenvel bezorgen. Kippenvel dat lijkt op de puntjes achter deze zin ... Als je start met tarten, verover je lezersharten. Een beetje provoceren mag zo nu en dan ook, maar het is zeker geen noodzaak. Al die dingen zijn het leukst als ze spontaan en ongekunsteld voorvallen. Als ze jou al schrijvend en de lezer al lezend overkomen.
Lezers kunnen eveneens tarten. Mensen hebben zo hun gewoontes. Die van heel lang geleden verbazen ons soms, maar wat vandaag heel normaal is, zou vroeger misschien als schokkend ervaren geweest geworden zijn. Er zijn mensen zoals ik die liever overmatig veel (werk)woorden gebruiken dan dat ze daadwerkelijk actief of agressief worden. Zo slaan velen van ons voor het slapengaan nog even een boek open. Sommigen gebruiken het zelfs als slaapmiddel. In de negentiende eeuw werd lezen in bed nochtans beschouwd als ‘het uitdagen van God’. Het was letterlijk en figuurlijk spelen met vuur. In bed lezen had een slechte reputatie vanwege de vele branden die ontstonden door het kaarslicht dat je daarbij nodig had. Kaarsen zijn geen spontane uitgaanstypes. Voor je jezelf in slaap las, kon je maar beter eerst je kaars uitblazen. Beter die dan je laatste levensadem. En wie zijn gat en de rest verbrandt, moet niet meer in de bladen of op de bladzijden zitten. Of zoiets.
De mensen kregen destijds dus het advies om het laat lezen te laten. Na de uitvinding van de elektriciteit en de gloeilamp werd het ‘wellicht’ veiliger. Aan startende, misschien wel tartende schrijvers zou ik de volgende raad willen geven: schrijf en laat het lezen. Hoe je die vorige zin interpreteert? Daar vel ik, net als een kip, geen oordeel over.