Zelf Lommels nieuws insturen? Dat kan via lommelsegazet@telenet.be

Leven we binnenkort allemaal eeuwig?

Leven we binnenkort allemaal eeuwig?

Geloven? Ik laat iedereen geloven wat ze willen. Dan heb ik het in de eerste plaats over veronderstellingen jegens mijn persoon. Het maakt niet uit of ze gefundeerd, correct, positief of negatief zijn. Ze zijn hardnekkig. Voor mij reden genoeg om er geen energie aan te verspillen. Een persoonlijke overwinning, want er is een tijd geweest waarin ik dat wél deed en op den duur helemaal opgebrand was, terwijl ik nu weer vol vuur zit. Zonder uit te weiden: het belangrijkste geloof is het geloof in jezelf.

Als het op dat vlak goed zit, kan je beginnen na te denken over het geloof in iets groters. God bijvoorbeeld. Om eerlijk te zijn: ik geloof er niet meer in. Waar ik bijna zeker van ben, is dat niets eeuwig blijft duren, en wie zoiets zegt, zou je dus een atheïst kunnen noemen. Of toch bijna, want ik ben niet helemaal zeker. Het zou me verbazen als Hij toch zou bestaan. Het zal nog wel duidelijk worden. Waarschijnlijk als ik dood ben, tenzij ik in een latere levensfase het ware en schijnlijke licht alsnog zal zien. Wie weet. Nooit zeg je best nooit.

God moet je niet nodeloos tarten. Mensen of andere levende wezens ook niet trouwens, en mensen die geloven in ‘een god’ of in een andere god evenmin. Leef en laat leven, denk en laat denken. Zelf probeer ik bijvoorbeeld zo weinig mogelijk te vloeken. Hij moest maar eens bestaan en het me kwalijk nemen. Risicomomenten worden talrijker onder invloed van mijn verstrooidheid en onhandigheid. Probeer maar eens geen ‘godverdomme’ (of een variant) te laten ontsnappen als je per ongeluk je handpalm op een heet fornuis legt, met een aardappelmesje in je fikken snijdt of zeven kilometer naar de winkel wandelt om daar te merken dat je je winkelbriefje én je portefeuille vergeten bent. En dan heb ik het alleen nog maar over gisteren.

Voor de oude Grieken was het allemaal nog een pak lastiger. Zij hadden een hele hoop godsvolk. De twaalf belangrijkste goden woonden op de Olympus, de hoogste berg van Griekenland. Ze waren elk op hun terrein oppermachtig, al was Zeus de topper en nog net een beetje opperder. Het mooie aan de Griekse goden was dat ze in veel zaken op de mens leken, elk met hun zwakheden, hun passies en hun gevoelens. Ze werden kwaad, jaloers en hadden lief, net als iedereen. Regelmatig daalden ze af van hun hoge berg om de mensen te helpen, te straffen of om er kinderen bij te verwekken. Een gevolg van die laatste activiteit was de geboorte van halfgoden, die bijzondere eigenschappen hadden, heldendaden verrichtten en door iedereen bewonderd werden.

Toch is de Griekse mythologie niet voor mietjes. De goden waren meesters in het bedenken van wrede en sadistische straffen voor stervelingen of andere goddelijke wezens. Zelf kom ik naar onze kinderen toe niet verder dan ‘jij krijgt maandag, dinsdag, woensdag en donderdag geen chips’, of ‘vanavond zit jij om half negen in je bed’, terwijl ze sowieso alleen in het weekend chips eten en door de week rond negen uur moeten gaan slapen, maar Zeus bijvoorbeeld strafte Prometheus ooit net iets inventiever. Hij liet hem vastketenen aan een rots, waar een adelaar elke dag opnieuw zijn lever kwam opeten. Overdag herstelde de lever telkens, zodat de adelaar dagelijks terugkwam om zijn buik open te pikken.

Diezelfde Zeus zorgde ervoor dat Ixion voor eeuwig vastgebonden bleef op een brandend wiel, nadat Ixion had geprobeerd om Zeus’ vrouw Hera te verleiden, al was Zeus ook allesbehalve een trouwe echtgenoot. Hera was nogal jaloers aangelegd. Zeus liet ze hoeren en tamboeren (omdat hij nog krachtiger was dan zijzelf), maar zijn minnaressen werden wreed en langdurig gestraft. Zo was er de Libische koningin Lamia. Toen Hera ontdekte dat Zeus een affaire met haar had, veranderde ze haar in een gruwelijk wezen dat kinderen opat. Zo werd Lamia verplicht om haar eigen kinderen te verslinden.

Sisyphos, die Thanatos, de god van de dood, had misleid, werd veroordeeld tot een eeuwige en zinloze taak in de onderwereld. Hij moest een rotsblok een steile heuvel opduwen, maar telkens als hij de top bereikte, glipte de rots uit zijn handen en rolde helemaal terug naar beneden, zodat hij weer van voren af aan moest beginnen, voor eeuwig gekweld door een taak die nooit voltooid kon worden. Vandaar de term ‘sisyfusarbeid’. De ultieme zinloosheid.

En toch valt me iets op. Ik spreek voortdurend in de verleden tijd over de Griekse goden, terwijl het eeuwige figuren zouden moeten zijn. Wordt elk geloof vroeg of laat ingehaald en voorbijgeraasd door de tijd?

Enfin, het mooiste verhaal vind ik dat van Tantalus. Hij mocht af en toe bij de goden gaan dineren. Na verloop van tijd stal hij er drank en voedsel voor zijn vrienden, zoals nectar en ambrozijn (bijenbrood), omdat je daar onsterfelijk van werd. Aanvankelijk werd dat oogluikend toegelaten, maar op een keer haalde hij een onvergeeflijke frats uit. Om de alwetendheid van de goden te testen sneed hij zijn zoon in stukken en serveerde hem als maaltijd. Uiteraard hadden de goden dit meteen in de smiezen. Deze keer konden ze er minder om lachen. Als straf kreeg hij een drievoudige straf. De eerste was eeuwige dorst, de tweede eeuwige honger. Hij werd naar de Tartarus (de onderwereld) gestuurd en daar moest hij in middenin een vijver staan, met het water letterlijk tot aan de lippen. Het waterpeil zakte telkens een klein beetje als hij een poging ondernam om ervan te drinken. Net boven hem hingen takken met lekkere vruchten, maar die bogen weg als hij ervan wilde eten. Naast de verschrikkelijke dorst en de folterende honger moest Tantalus ook nog eindeloos vrezen voor zijn leven. Boven zijn hoofd hing namelijk ook een groot rotsblok, dat elk moment van de berg kon rollen en hem verpletteren.

Zo ontstond dus het werkwoord ‘tantaliseren’ (kwellen, plagen, doen watertanden) en de ‘tantaluskwelling’, iets waarnaar je verlangt is voortdurend in zicht, maar je kan er toch net niet aan komen. Iedereen kan daar voor zichzelf wel iets bij voorstellen en daar hoeven dus niet noodzakelijkerwijs iets te korte armpjes, een bad gevuld met Westmalle Tripel, een schotel Bicky Burgers met knapperige dunne frietjes net niet geserveerd door topless danseressen of een zwevende puntzak gekaramelliseerde popcorn aan te pas te komen.

En dan denk ik: worden we niet allemaal dagelijks getantaliseerd door onder andere clickbaits? Je weet wel, van die riooljournalistiekerige artikeltjes en flutflimpjes met misleidende, sensationele titels, om de lezer te lokken en te verleiden tot een muisklik om zo meer inkomsten uit internetreclame te verwerven? Ik deed zelf een poging met de titel van dit stukje.

Sociale media zijn sublieme tantaliserende middelen. Raadpleeg jij ze ook vooral als je je verveelt of tijdens een toiletbezoek? Wordt de tegenstelling tussen enerzijds verveling, buikkrampen en plasdrang en anderzijds plezier, gezelligheid, luxe en levenslust nooit eens frustrerend? Kijk eens op mijn Facebookpagina hoe lekker ik eet in mijn favoriete restaurant, inclusief detailfoto’s van voorgerecht, hoofdschotel en dessert! Kijk eens hoe ik me amuseer op vakantie in Aruba! Aanschouw het dure verjaardagscadeautje dat ik van mijn kinderen kreeg, mijn nieuwe auto, verrassingsbloemetjes van mijn man! Hoe ik lekker ben geen sporten met mijn knappe vriendinnen! Fantastisch feestje met de hele familie!

Zijn godsdiensten in het algemeen dan ook geen vorm van tantaliseren? Van een hemel die je moet verdienen, maar die vermoedelijk niet eens bestaat? Is eeuwigheid in se niet enorm eentonig en vervelend? Zo saai dat eeuwigheid geeuwerigheid wordt?

Danny VANDENBERK