Kerstmis bij ons moeder vroeger thuis


Als kind uit de oorlogsjaren waren de jaren vijftig voor mij de mooiste Kerstavonden. Waar de boom vandaan kwam weet ik niet, maar op zekere dag lag hij in het achterhuis. We deden een oude emmer vol zand, plaatsten de boom hierin en sleurden hem naar de voorste plaats, waar alleen de stoof werd aangestoken met bijzondere gelegenheden. En dan werden de dozen van de kelderkamer gehaald met daarin alle versierselen. Mijn zussen stonden voor het ophangen van de Kerstballen en het Engelenhaar en het plaatsen van de knijpertjes waar later van die kleine gedraaide kaarsjes in werden gestoken. Wij voor de Kerststal, de Vuurpijlen en de Piek, wat nogal eens waggelende toestanden meebracht, want die stond nooit juist.

In de namiddag maakte moeder de stoof aan, en na het opruimen van het avondeten trokken we met z’n allen naar de voorste plaats, rond de Kerstboom. De kaarsjes worden aangestoken en Moeder nam haar Kerkboekje en las voor. ‘De vijf blijde mysteriën’ en ’De Engel Gabriël brengt Maria de blijde boodschap’. Wees gegroet Maria… En wij murmelden achterop, hielden het geflikker van de kaarsjes in het oog, en het ogenblik dat moeder nog een gebed zei voor alle sukkelaars van deze wereld. We wist dat dit het einde is, sprongen van onze stoel, staken vuurpijlen aan, en liepen zo snel mogelijk naar de schakelaar om het licht uit te doen. En dan versierden duizenden sterretjes de Kerstboom. We zongen nog een Kerstliedje, en gingen spelletjes spelen en daarna slapen.

Maar vroeger was er ook nog een middernachtmis. En daar leefde ik ook wel naartoe. Ik mocht dan altijd meegaan met de buren. Allemaal samen te voet naar de kerk, en goed op tijd of je had geen plaats meer. De priester droeg dan ‘Het Kerstkindje’ van achter in de kerk naar de Kerststal. En iedereen maar kijken of het dit jaar nu eens een echt kindje zou zijn, maar... dat is nooit gebeurd. Er was altijd wel een kindje van het dorp dat zo mooi ‘Stille nacht, Heilige nacht’ kon zingen, dat de mensen naar elkaar keken en je zag de vraag op hun gezicht. ‘Van wie zal dat er ene zijn’. De stilte stormde dan door de kerk en waagde het niet van dan te hoesten of te piepen met je stoel.

Na de kerkdienst opnieuw te voet naar huis. En Julie, mijn tweede moeder, had dan wafels gebakken, waar je van de geur alleen al naar adem moest happen als je van de koude buitenlucht binnen stapte. Tijden veranderen. Ik weet niet of er overal nog een nachtmis is. Prettige Kerstdagen.

Louis Schillebeekx