Henri Cuypers: de puurheid in persoon
Ik trek eropuit. Een doordeweeks praatje of een diepgaand gesprek, niet noodzakelijk een klassiek interview met vragen en antwoorden. Ik breng het verhaal op mijn manier. In dat opzicht zijn het meer dan ontmoetingen. Het zijn ‘ont-moetingen’ waarbij niks moet en alles mag. We moeten immers al zoveel. Levensverhalen of losse babbels, luchtig, filosofisch, humoristisch of zwaar ... alles kan zomaar.
Gisterenavond zag ik op de tv hoe de Rode Duivels met 1-0 verloren van Israël, zonder enige vorm van bezieling of overtuiging en na een draak van een (mistige en mistroostige) wedstrijd. Met weemoed denk ik terug aan mijn kindertijd en de legendarische voetbalcommentator Rik De Saedeleer, die het tijdens zijn spannende rechtstreekse verslagen van onze nationale ploeg vaak had over de voetbalgoden die ofwel meezaten ofwel tegen ‘ons’ waren.
Tegenover mij, meezittend aan tafel, zit er op deze frisse maandagmorgen wél een voetbalgod. ‘De god van de G-voetballertjes’, zo werd hij immers ooit genoemd door een journalist van Het Belang van Limburg. Alle begrip voor de devote benadering door mijn collega, maar Henri Cuypers is geen god en voelt zich geen god. Hij heeft zelfs een afkeer van iedereen die zich verheven waant en beschouwt zichzelf veel liever als een opa.
Met open armen word ik ontvangen door Henri (°1949) en zijn vrouwtje Marie Rose, die ik ook gewoon Roos of Roosje mag noemen. In de knusse woonkamer van hun gezellige huisje in de Karrestraat geurt het naar koffie en gebak. Ik voel me welkom en op mijn gemak. Op mijn gemak met gebak. Ik begin er zelfs van te rijmen. Aan de manier waarop Henri en Roos met elkaar omgaan, met zoveel liefde, warmte, geduld en respect, merk je dat ze een ijzersterk koppel vormen. Ze rijmen ook, maar dan meer in die zin dat ze wonderwel bij elkaar passen. Roosje komt er af en toe gezellig even bijzitten, meestal met een hondje op haar schoot, en deelt met een uitgestreken gezicht de ene kwinkslag na de andere uit. Henri countert gevat. Hier heerst humor.
‘Roosje ben ik in de suikerstad gaan zoeken, in Tienen. Ik dacht dat ik een zoete had, maar ze is geboren in een slecht bietenjaar, haha!’ Hilariteit alom, vooral bij het mannelijke deel van het gezelschap.
Als Roos even weg is, drukt Henri me meermaals op het hart hoe belangrijk ze voor hem is. ‘Ik ben gelukkig dankzij haar, omdat ze me in alles steunt en altijd voldoende vrijheid geeft om te doen wat me blij maakt. Ik besef heel goed dat het niet evident is om zo dikwijls van huis weg te zijn. In de zomer ben ik bijna geen enkel weekend thuis, in de winter is het wat rustiger, maar dan nog. Echt, ik mag van geluk spreken dat ik zo’n goed vrouwtje heb, zodat ik dit allemaal kán en mág doen. Maar we doen ook veel dingen samen, hoor, vergis je niet. Op maandag gaan we samen turnen, op dinsdag spelen we petanque in de Vreyshorring en op donderdag gaan we aquajoggen in de Dommelslag.’ Bezige bijtjes met hun beidjes, zoveel is duidelijk.
‘Oh ja, voor ik het vergeet, we hebben nog een andere wekelijkse afspraak samen. Elke donderdag gaan we op bezoek bij mijn schoonzuster en haar man. Dan nemen we ook altijd een gebakje mee, voor de gezelligheid. Zij maken momenteel moeilijke tijden door. Zeker op die momenten moet je elkaar toch een beetje steunen.’
‘Moet je geen plant hebben?’ vraagt Roos bij haar terugkeer, terwijl ze naar een mooie grote plant in de hoek van de woonkamer knikt. Henri treedt haar ogenblikkelijk bij. ‘Euh, ja, dat wil ik wel,’ stamel ik. ‘Het toeval wil dat mijn lieftallige echtgenote groene vingers heeft en een enorme plantenfreak is, ze kent zelfs heel veel planten bij hun Latijnse benaming,’ zeg ik naar waarheid.
‘Toeval of niet, pak ze maar mee!’ zegt Roos. Daarna beveelt ze Henri om onze lege koffietassen opnieuw te vullen en mij om wat meer vlaai te eten.
Samen hebben ze, na 54 jaar huwelijk, al vele woelige watertjes doorzwommen en heel wat lief en leed gedeeld. Nog niet zo heel lang geleden heeft Roos, ten gevolge van een lek tussen blaas en nieren, waardoor ze zichzelf in feite aan het vergiftigen was, 21 dagen in coma gelegen. ‘Toen hebben we zwarte sneeuw gezien. Ik dacht echt dat ik haar kwijt was. Wat zou ik een sukkelaar zijn zonder haar. Ik ben zo dankbaar dat ze het gehaald heeft en dat ze er nog is. Zo dankbaar … aan het ziekenhuispersoneel, aan iedereen die ons steunde ... Nu genieten we dubbel zo hard. Gezondheid is het allerbelangrijkste. ‘t Is een cliché, tot je met de neus op de feiten wordt gedrukt.’
De opa van de G-voetballertjes leeft ook voor ‘zijn’ kinderen, op het voetbalveld maar zeker ook ernaast. Hij zorgt er telkens voor dat hij ruim voor het begin van de wedstrijden aanwezig is en spreekt spelers al een uur voor de wedstrijd aan. Ook tijdens de wedstrijd blijft hij bijna voortdurend met hen spreken. ‘Het G-voetbal is een verademing. In tegenstelling tot het ‘echte’ voetbal, waar alles uiteindelijk om geld draait, gaat het hier om gezelligheid, kameraadschap, menselijkheid en samenzijn, ook na de wedstrijd. Natuurlijk zijn er gastjes bij die heel graag winnen, maar ze zijn goudeerlijk. Als ik al eens iets verkeerd beoordeel, corrigeren ze me, ook als het in hun eigen nadeel is. De keren dat ik in het G-voetbal een gele kaart moest geven zijn op de vingers van één hand te tellen.’
Opa Henri is enorm geliefd door ouders, maar in de eerste plaats bij de spelers zelf. ‘Hun dankbaarheid is onbeschrijflijk. Daar kan voor mij niks tegenop.’ Het gebeurt regelmatig dat spelers na het scoren van een doelpunt eerst Henri omhelzen en daarna pas naar hun medespelers lopen. Dat zegt alles.
Achteraf mengt hij zich tussen de spelers om samen iets te drinken en trakteert hij met chips of wafels.
‘Soms merk ik nochtans, ook in het G-voetbal tegenwoordig, dat winnen steeds belangrijker wordt. Dat vind ik jammer.’ Voor Henri zijn het allemaal winnaars. Hij heeft zo’n uitgesproken rechtvaardigheids- en evenwaardigheidsgevoel dat hij wil dat het voor iederéén leuk is en blijft. Als hij merkt dat het ene team veel sterker is dan het andere, gaat hij trainers of begeleiders proberen te overtuigen om een sterke speler van kamp te laten wisselen. Zo laat hij het praktisch nooit gebeuren dat een wedstrijd met meer dan 2 à 3 goals verschil gewonnen of verloren wordt. Na de wedstrijd laat hij bovendien vaak een penaltyreeks trappen om de verliezers een nieuwe kans te geven.
Voor de onwetende lezer leg ik even uit dat G-voetbal bedoeld is voor mensen die vanwege een lichamelijke en/of verstandelijke beperking belemmerd zijn in hun bewegingsmogelijkheden. Er bestaan teams voor kinderen en voor volwassenen. In het G-voetbal worden een paar aanpassingen verricht om het voor de spelers mogelijk te maken om hun partijtje mee te spelen. Henri staat altijd paraat om de wedstrijden in goede banen te leiden. Op een ongedwongen en natuurlijke manier creëert hij met iedereen een speciale band. Vaak een vriendschapsband voor het leven.
‘Op een gegeven moment leerde ik Danny Lemmens kennen. Een Lommelse jongen met een beperking die in Sint-Elisabeth zat (buitengewoon onderwijs in Wijchmaal, Peer, n.v.d.r.) en doelman was. Daar vroegen ze me om eens een wedstrijd G-voetbal te fluiten, dat was in 2001, en ik was zo aangedaan door de puurheid, de authenticiteit van die mannekes, de manier waarop ze na de wedstrijd in de kantine hun boterhammen smeerden, soms wel met de choco een centimeter dik erop … Ik was er meteen aan verknocht. Jaarlijks organiseer ik een wedstrijd voor de G-voetbalploeg van Wijchmaal, met alles erop en eraan. Met Danny heb ik een unieke band. Tot vorig jaar gingen we ook altijd samen naar de thuiswedstrijden van KRC Genk, maar hij kon er zo van afzien als Genk verloor, dat we daar toen mee gestopt zijn. Hoe oud is Danny nu, Roos, 35?’
Roos, roepend vanuit de keuken: ‘Danny? 36.’
Henri maakt een grote indruk op mij. Ik voel me bijna schuldig over het feit dat ik de journalist van Het Belang van Limburg daarstraks als collega heb bestempeld. Ik verdien het niet om zo genoemd te worden, want ik vergeet gewoonweg te noteren. Het lijkt wel alsof ik mijn schetsboek bijheb voor de show, en voor de foto.
Henri vertelt enkele mooie anekdotes uit zijn rijk gevulde leven en zijn vele ervaringen in het voetbal in het algemeen en de scheidsrechterij in het bijzonder. Tussendoor eten we vlaai en drinken we sloten koffie. Af en toe gaat hij tevergeefs op zoek naar het kleine boekje waarin hij zijn talrijke prijzen en onderscheidingen heeft opgesomd. Gelukkig heb ik zelf, al researchend, ook al een en ander opgezocht. In 2016 kreeg hij ‘de Pluim van Lommel’, daarna werd hij o.a. winnaar van de trofee voor sportverdienste, G-voetbalscheidsrechter van het Jaar, Lommelaar van het Jaar (2022) en Official Personality van het jaar, bovendien floot hij al 19 keer op de Special Olympics. Het doet Henri zichtbaar deugd dat hij zoveel erkenning krijgt, maar elke vorm van aandacht voor zijn persoon countert hij meteen door de G-voetballers zelf in de schijnwerpers te zetten. ‘Het draait helemaal niet om mij. De dankbaarheid en vriendschap die ik van iedereen krijg, zou ik voor geen geld ter wereld inruilen. Wat is er mooier dan iets betekenen voor een ander? Ik doe het voor de kinderen, voor de mensen. Ik maak er ook een punt van om de G-voetballers te bezoeken als ze ziek zijn of in het ziekenhuis liggen. Wat zij me teruggeven, maakt mij tot wie ik ben: een gelukkig man.’
‘Het enige spijtige vind ik dat mijn ouders dit niet meegemaakt hebben. Weet je, als kind had ik geen idee van wat ik later wilde worden. Spelen was zo ongeveer het enige wat ik wilde. Niet dat ik lui was of zo, maar op school heb ik er niet veel van gebakken. Daarna heb ik eerst bij Plascobel (spuitgietbedrijf, Pelt) gewerkt, daarna ben ik een tijdje melkboer geweest en achteraf heb ik nog in een schoenfabriek gewerkt. Nog wat later, in 1975, ben ik in de mijn van Zolder begonnen. ‘t Is trouwens daar dat ik de grote scheidsrechtersbaas van Limburg leerde kennen. Ik zei hem regelmatig lachend dat ik ook wel scheidsrechter wilde worden. Op mijn veertigste kon ik met pensioen gaan, dat was in 1989. Op een donderdag stopte ik ermee en ‘s zaterdags, twee dagen later dus, ben ik met de scheidsrechterscursus begonnen. Zo is de bal voor mij letterlijk en figuurlijk aan het rollen gebracht. De eerste tien jaar, voor ik het G-voetbal leerde kennen, floot ik alleen ‘gewoon’ voetbal, en dat doe ik nu nog, maar als ik de keuze heb, krijgt het G-voetbal altijd de voorkeur.’
Henri is een bekende Lommelaar. Er is in Lommel bijna niemand die Henri niet kent, en omgekeerd. Zijn bekendheid reikt echter tot ver buiten de stads- en zelfs landsgrenzen. Ik smul van zijn met de nodige humor doorspekte vertellingen over belevenissen met in de hoofdrol o.a. Kevin De Bruyne, Edwin Van der Sar en Piet den Boer. Om eerlijk te zijn smul ik ook nog steeds van het gigantische stuk vlaai dat ik daarstraks voorgeschoteld kreeg, maar als mens geniet ik het meest van Henri, vanwege zijn charme en manier van doen, zijn durf en de manier waarop hij het altijd en overal opneemt voor de zwaksten, zeker voor kinderen. Henri is ‘ne schone mens’, zoals wij dat zeggen, ‘ne pure’. Een sterke persoonlijkheid, een grote mond, maar een erg klein hartje.
Een van mijn bijna-standaardvragen tijdens vorige ‘ont-moetingen’ (‘Wanneer heb je voor het laatst gehuild?’) is totaal overbodig geworden en kan ik in zijn plaats beantwoorden: vijf minuten geleden, toen hij vertelde over de moeilijkheden en miserie van een alleenstaande mama met drie kinderen met een beperking. Hoe hij haar, o.a. na een huisbrand, uit de nood had kunnen helpen, ook dankzij zijn vele contacten. ‘t Zijn hele mooie en tegelijkertijd steeds zeldzamer wordende eigenschappen, altijd klaar staan om anderen te helpen en het tonen van emoties.
‘Die foto die je van ons twee wilde maken, Danny … Zullen we Roos fotograaf laten spelen en zal ik mijn scheidsrechterstenue aantrekken?’ Zonder mijn antwoord af te wachten veert hij op van zijn stoel en nauwelijks een minuut later komt hij weer tevoorschijn in zijn oranje scheidsrechtersuitrusting. Hij kiest een van zijn talrijke trofeeën uit en ik grijp naar mijn schetsboek. We poseren en Roos doet de rest.
In 2019 werd er tijdens het Gala van de Gouden Schoen aandacht besteed aan het G-voetbal met een reportage van een wedstrijd in Mechelen, geleid door Henri. Na de wedstrijd mochten de spelertjes samen met Henri de feestelijkheden gaan bijwonen. Henri werd opgehaald met een chique auto, want hij moest van de organisatoren zo snel mogelijk aanwezig zijn aan de feesttafel, samen met een aantal bondsmensen en bekende voetballers en trainers. Hij weigerde en ging te voet met de spelertjes mee naar de televisiestudio. Even later kwam dezelfde auto terug, gevolgd door een busje dat voorzien was voor de spelers. Eens aangekomen op het gala zelf ging Henri tussen de kinderen zitten, niet bij de vips. Opnieuw zo typerend voor wie hij is en wat hij belichaamt.
Eigenlijk is het schrijnend, denk ik bij mezelf, de discrepantie tussen de enorme bedragen die uitgegeven worden aan transfers en spelerslonen in het topvoetbal enerzijds en het gebrek aan middelen en mogelijkheden bij het organiseren van evenementen in het G-voetbal anderzijds. Als ik Henri hoor vertellen over de omstandigheden waarin toernooien en wedstrijden soms plaatsvinden, schiet die gedachte me door het hoofd.
Wat mag ik Henri nog toewensen in de toekomst? ‘Wel, dat ik nog lang voort mag doen met scheidsrechter zijn. Als ik het uiteindelijk lichamelijk niet meer aankan, wil ik trainer worden van een G-ploegske. Voor de rest niks spectaculairs. Af en toe eens uit gaan eten bij De Brugwachter of ‘t Bagetje, om er maar twee te noemen, eens gaan wandelen met de honden in de Sahara ... en verder zoveel mogelijk de dingen blijven doen die we nu doen. Trouwens, ik lees je verhalen graag, Danny, zeker ook die in het dialect, maar eigenlijk schrijf ik liever dan dat ik lees. Ik hou een soort dagboek bij, met foto’s zelfs, waarin ik dingen beschrijf die gebeurd zijn of die me overkomen zijn. Eigenlijk gewoon voor mezelf. Misschien is het wel mijn manier om mooie momenten langer te kunnen vasthouden.’
Een mooi moment in de nabije toekomst is misschien wel de G-voetbalmatch die Henri op zondag 1 december zal fluiten op de terreinen van Lommel SK bij de Soeverein. Hij nodigt me hartelijk uit om die wedstrijd te komen bijwonen. Een uitnodiging waar ik graag op inga. Meer nog, ik nodig op mijn beurt alle lezers van deze wonderbaarlijke ‘ont-moeting’ uit om hetzelfde te doen.
‘Je plant niet vergeten!’ roept Roos als ik aanstalten maak om mijn jas aan te trekken. Henri zet de plant oordeelkundig in mijn autootje, achter de vooruitgeschoven passagierszetel, zodat ze stevig staat. We nemen afscheid en ik rijd, nagenietend en voorzichtiger dan ooit, terug richting Lillo. Een hele mooie ervaring, een bevriend koppel uit de duizend en een prachtige Anthurium (ook gekend als Flamingoplant) rijker. Bij aankomst komt daar nog een dolenthousiaste echtgenote bij. Hartelijk bedankt, Roos en Henri!
Danny VANDENBERK