Felix Luykx’ belevenissen als misdienaar in Lommel
Van 1937 tot 1940 was ik misdienaar in de kerk van Sint-Pietersbanden, de hoofdkerk van Lommel. Toen ik begon was ik 9 jaar oud en zat in het vierde studiejaar. In totaal waren we met een achttal misdienaars, waaronder Dolf Smekens, Harry Dominicus, Gust Brands, Wim Verkammen en Mathieu Van Engeland. Als nieuwe misdienaar moesten we alles nog leren, o.a. Latijn lezen. Ik kreeg de lessen van Dolf Smekens. De kapelaan, verantwoordelijk voor de misdienaars was de heer Marting. Een mis werd toen steeds met twee misdienaars gediend, rechts de oudste en links de beginneling.
De eerste zes maanden mochten we alleen links dienen om alles goed onder de knie te krijgen. Maar dan waren we ook volleerd en wisten we van het “introïtus” tot het “Ite missa est” alles wat er moest gedaan en gezegd worden.
De kleding
Misdienaars moesten deftig gekleed zijn. Op zon- en feestdagen droegen we een rode toog met wit hemd erover en rode kraag. Bij begrafenissen werd het rood vervangen door zwart. Gedurende de week mochten we de mis dienen in onze gewone kleren, maar... niet in korte broek, tenzij met lange kousen. We waren dan ook verplicht “sjartellen” te dragen tot groot jolijt van onze klasgenoten, die ons uitmaakten voor “miekes”. Gelukkig is rond die tijd in Lommel de mode van de golf- of pofbroeken ingevoerd. Voor mijn Plechtige Communie kreeg ik zo een pofbroek. Nadien heb ik ze bijna altijd gedragen om in de week de mis te dienen.
Huwelijken en begrafenissen
Missen voor huwelijken en begrafenissen waren gewoonlijk rond tien uur ’s morgens. Dat wil zeggen dat we uit de school konden blijven tot na de mis. Vooral trouwmissen vonden we interessant; hoe plechtiger de mis, hoe meer we hoopten te krijgen van de jonggetrouwden. Het was namelijk de gewoonte dat we na de mis vlug uit de sacristie naar het portaal liepen om het paar te feliciteren. Meestal kregen we dan één frank, wat in die tijd voor een schooljongen een grote som was. Al het geld dat zo verzameld werd, werd éénmaal per jaar verdeeld onder alle misdienaars. Ik herinner me dat ik telkens zo ongeveer 100 frank kreeg. Begrafenissen waren minder leuk. We hoorden dikwijls mensen huilen en begrepen niets van hun verdriet. Tijdens de mis moesten we veel met het wierookvat rondgaan, want soms, vooral in de zomer, waren er geuren aanwezig die de mensen ziek maakten. Na de mis moesten we dan ook nog mee naar het kerkhof, dat juist achter de kerk lag. Nadien, als we ons haastten, waren we nog net op tijd voor de laatste les op school. Voor meester Renson in het zesde studiejaar moesten we altijd een doodsprentje meebrengen.
Schoolrapport
Kapelaan Marting was een strenge onderpastoor. Hij wou dan ook dat de misdienaars zich voorbeeldig gedroegen, wat niet altijd gemakkelijk was. Om bewijzen te hebben van ons goed gedrag, moesten we hem maandelijks ons school- rapport tonen. Er waren echter maanden dat ons gedrag in de klas niet resulteerde in goede punten en dan gingen we hem met een heilige schrik ons rapport tonen. Toen het op een bepaald ogenblik over de schreef ging, riep de kapelaan ons bij hem en waarschuwde hij ons dat bij een volgend slecht rapport we afgedankt zouden worden als misdienaar.
Niemand van ons wou dergelijke schande ondergaan; daarom waren we de eerstvolgende weken een voorbeeld voor de hele school. Het bleef helaas niet duren; met de lente ontwaakte ook het kattenkwaad. Mathieu liet een meikever vliegen in de klas tot hilariteit van iedereen behalve meester Smeulders. Die liet onmiddellijk de ramen openzetten tot de “mulder” buiten was. Intussen had hij de boosdoener opgespoord, hem vijf slagen gegeven met een regel op zijn vingers en een nul gegeven voor zijn gedrag op zijn rapport. Mathieu durfde dit rapport zo niet aan de kapelaan tonen en had dus zelf maar een 1 voor de nul gezet. Kapelaan Marting was zo blij toen hij zo een goed resultaat zag en stelde Mathieu als voorbeeld voor heel het misdienarenkorps. Helaas, het rapport moest na ondertekening terug afgegeven worden op school en toen gingen de poppen aan het dansen. De meester schoot in een franse colère en Mathieu vloog, na een ferm pak slaag, uit de klas naar huis. Dit laatste heeft kapelaan Marting gelukkig nooit vernomen.
De Paasweek
Gedurende de Goede Week hadden we het als misdienaar erg druk, vooral vanaf Witte Donderdag. Elke dag waren er dan veel erediensten in de kerk. Maar de aangenaamste dag voor ons was Paaszaterdag; nadat de pastoor de paaskaars had ontstoken, gingen we in heel het dorp het nieuwe licht brengen. We hadden daarvoor een stallantaarn, die we aanstaken aan de paaskaars. We gingen van huis tot huis en overal werd er dan een kaars of de kachel aangestoken met het nieuwe vuur. Bij veel mensen kregen we eieren als beloning en daarvoor hadden we een grote korf bij. Bij anderen kregen we een kwartje of een halve frank. Ons groot probleem was ervoor te zorgen dat de lantaarn niet uitwaaide, wat echter regelmatig gebeurde. In dat geval zat er niets anders op dan terug te gaan naar het vorige huis en daar de lantaarn terug aan te steken met het vuur dat we daar zojuist gebracht hadden. Zo deden we tenminste in de voormiddag; na de middag, als we moe begonnen te worden, hadden we een eenvoudigere oplossing bij, namelijk een doos “stekskes”. Veel mensen twijfelden dan ook terecht of we nog wel het echte nieuwe licht bij hadden maar toch werden we overal goed ontvangen en beloond.
Afscheid van kapelaan Marting
In 1939 werd kapelaan Marting pastoor benoemd ergens in Limburg. We vonden dat we hem een mooi afscheidsgeschenk moesten geven. In de vitrine bij Willem Luykx aan de kerk hadden we een eiken kandelaar gezien en we vonden allemaal dat zoiets een geschikt geschenk was voor een nieuwe pastoor. Hij kostte iets van een tien frank, waarvoor we allemaal samen legden. Wim vond dat er op de kandelaar iets moest geschreven worden om onze herinnering te vereeuwigen. We togen samen naar Sjarel Coenen, kunstschilder uit Lommel. Die zou voor ons op de onderste rand van de kandelaar de tekst inbeitelen “vanwege de Misdienaars”. Dat gebeurde en enkele dagen later was ons geschenk klaar om afgegeven te worden. We kwamen eerst nog eens samen in de sacristie om het mooie stuk te bewonderen, totdat een van de slimsten onder ons opmerkte dat volgens hem het woord “misdienaars” niet met twee maar met één 'n' moest geschreven worden. Sjarel had op de kandelaar gebeiteld “vanwege de Misdiennaars”. Onder luid protest zijn we dan samen tot bij hem gelopen en hebben hem uitgelegd dat hij ons een nieuwe kandelaar kon bezorgen. Sjarel wist gelukkig op alles raad. Hij zette de kandelaar op de draaibank, maakte de rand drie millimeter dunner en beitelde er dan in correct Nederlands op “vanwege de Misdienaars”. Kapelaan Marting was er heel blij mee en hij gaf ons allen een “de Navolging van Christus”-boek dat ons verder tot voorbeeld moest dienen.
De processie
De zondag van Lommel-kermis trok jaarlijks de processie door het dorp. Hierin gingen zowat alle verenigingen van Lommel mee: de kajotters, de boerinnenbond, de duivenmelkers, de gilden en natuurlijk ook de twee fanfares. De huizen
waren mooi versierd met vlaggen en bloemen en de straten vol gestrooid met witte zand. Aan het gemeentehuis stond er een rustaltaar, waar pastoor Houtmortels enkele minuten de demonstrans kon neerzetten. Als misdienaars liepen we voorop en bepaalden aldus een beetje de snelheid van het geheel. Twee van ons droegen een wierookvat, twee anderen een bel en de rest een lantaarn aan een lange stok. Zo gingen we dan uren lang door het centrum van Lommel. Al de mensen, die niet in de processie gingen, zaten buiten geknield te wachten totdat het Sacrament voorbij was. Voor ons was het leukste gedeelte van het parcours het dorpsplein, waar de jaarlijkse kermis stond. We konden ons dan reeds een duidelijk beeld vormen van wat we in de namiddag allemaal konden beleven en waar we onze spaarcenten zouden verteren.
Orgeltrappen
Het orgel van de kerk werd aangedreven door een elektrische ventilator, maar wanneer de stroom uitviel, wat regelmatig gebeurde, moest een van de misdienaars naar het oksaal om de blaasbalg te bedienen. We pompten dan met de voeten de balg op tot hij vol was; dan hadden we een halve minuut om op adem te komen. Ondertussen kon de koster verder spelen en wij profiteerden ervan om op het oksaal rond te neuzen, waar we anders nooit kwamen. Het gebeurde echter regelmatig dat we zo verdiept waren in al wat er te zien was, dat we onze taak vergaten en plots het orgel begon stil te vallen. De koster begon dan op ons te sakkeren, de pastoor draaide zich om aan het altaar en gaf een verwijtende blik aan de koster en alle mensen in de kerk keken omhoog naar het oksaal. Nadien in de sacristie kwam de koster vlug vertellen aan de pastoor dat hij de schuldige niet was maar wel die speelvogel van een misdienaar.
Bediening
Als er in het dorp iemand zwaar ziek was en op sterven lag, moest die bediend worden. Een van de kapelaans, met een misdienaar voorop, ging dan te voet naar de zieke om hem de laatste sacramenten toe te dienen. Tijdens de hele voettocht luidde de misdienaar een bel en alle mensen kwamen naar buiten om te knielen voor het Heilig Sacrament.
Intussen vroeg iedereen zich af wie er zo ziek zou zijn in het dorp. Nadien, als men zag waar de kapelaan binnenging, ging het nieuws als een strovuur door Lommel: “Sus van ... is bediend”. Soms moest er iemand bediend worden op de Hei of op de Heuvel en in de winter was dat een zeer zware karwei. Gelukkig waren er in Lommel toen al enkele autobezitters die zich graag ter beschikking stelden. Voor ons misdienaars was het een buitenkansje om eens in een Ford of een Hudson mee te mogen rijden.
De Oorlog
Op vrijdag 10 mei vielen de Duitsers België binnen. Ik moest die dag de mis van halfzeven dienen. Ik was om 6 uur wakker geworden door een zware ontploffing; dat was toen brug 12 op het Kempisch Kanaal werd opgeblazen door het
Belgische leger. Toen ik in de kerk kwam wist de pastoor nog niet wat er gaande was; ik vertelde hem dat het oorlog was. Mathieu, die de mis van 6 uur diende, ontsnapte op het nippertje aan de dood; door de ontploffing was er uit het
plafond van de kerk een grote steen losgekomen en die was juist naast hem neergekomen. Later op de dag gingen veel Lommelse mannen op de vlucht; mijn vader en mijn broer vertrokken per fiets. Ik was elf jaar en bleef in Lommel.
Op zondag 12 mei deed ik mijn Plechtige Communie. Rond de middag vielen de Duitsers Lommel binnen. Ik herinner me vooral hun motors met sidecars. Daarin zat er telkens een soldaat met mitrailleur gericht op de huizen. In alle straten waren wegversperringen van zware boomstammen aangebracht door de Belgische militairen, maar die waren vlug opgeruimd. Voor de rest bleef het heel rustig in Lommel. De daaropvolgende dagen was de kerk ’s morgensvroeg steeds goed gevuld. Veel vrouwen, die we anders zelden zagen, kwamen nu elke dag bidden voor een behouden terugkeer van man en zonen. Gelukkig keerden de meeste vluchtelingen na 3 of 4 weken reeds terug. Ook mijn vader en mijn broer waren terug in begin juni.
Misdienaar af
Op 15 september 1940 ging ik naar een internaat en was het dus gedaan met mis dienen. Veel afscheid is er niet genomen. Kapelaan Doumen, die toen instond voor de misdienaars, wenste me veel succes en daarmee was het hoofdstuk “Misdienaar in Lommel” afgesloten. Nu, meer dan zestig jaar later, denk ik nog regelmatig terug aan die goede tijd in Lommel in dienst van de kerk. Hopelijk zal Sinte Pieter er ooit rekening mee houden.
Fé Luykx
Bron: Erfgoed Lommel - Foto's Antonie Broeks