Een School te Ver

Een School te Ver

Vorige week stond ik samen met een paar collega’s aan de Singel in Lommel, waar we actie voerden tegen het nieuwe Arizona-beleid. We hadden een standje opgezet met een toren van blikjes — elk blikje voorzien van het gezicht van een bekende politicus. Voorbijgangers konden de toren omverwerpen. Een ludieke actie met een serieuze boodschap, maar vooral kinderen vonden het geweldig. Terwijl een jongen met veel enthousiasme de toren herhaaldelijk tot puin wierp, stond zijn moeder een petitie te ondertekenen. Toen ik haar vroeg of ze nog iets wilde delen, verwachtte ik misschien iets over pensioenen of werkdruk. Maar wat ze me vertelde, raakte een ander — en veel minder belicht — thema: de ontoegankelijkheid van het buitengewoon onderwijs. 

Ik besloot hierover te schrijven. Want zij is zeker niet alleen. In Lommel en de omliggende dorpen worstelen talloze ouders met hetzelfde probleem. Een plek in het buitengewoon onderwijs is geen evidentie. En eens die plek er is, wordt vervoer vaak een onoverkomelijk obstakel. De bus rijdt niet meer, overstappen zijn te ingewikkeld, afstanden zijn te groot. Wat ooit een haalbare schoolroute was, wordt nu een dagelijkse strijd. De plaatsen zijn schaars, de wachtlijsten lang. Ouders vertellen hoe de druk tegen het einde van het schooljaar oploopt. De onzekerheid over waar hun kind volgend jaar terecht zal kunnen — en vooral hoe ze er geraken — bezorgt hen slapeloze nachten. 

Ik dook thuis achter mijn laptop en begon te zoeken. Eén voorbeeld sprong eruit: BuSO Sint-Elisabeth in Wijchmaal. Een school met een sterke reputatie, jarenlang bereikbaar met rechtstreekse bussen. Nu, sinds de hervorming van het openbaar vervoer, zouden zo’n 150 leerlingen twee tot drie keer moeten overstappen. Een ander sprekend voorbeeld van vorig jaar is Jelte (17) uit Eksel. Tot voor de hervorming kon hij op één minuut wandelen een bus nemen naar Provil Ion in Lommel. Dat veranderde begin vorig jaar: zijn halte verdween, de route werd omgelegd en de reistijd verdubbelde. Dit is de realiteit van kinderen voor wie we nochtans zeggen dat we hen willen ondersteunen. 

Openbaar vervoer in onze regio laat al jaren te wensen over. In het verleden zijn er verschillende buslijnen geschrapt, haltes verdwenen en aansluitingen verslechterd. Wat overblijft, is een versnipperd netwerk dat nauwelijks is afgestemd op de noden van de bewoners, laat staan de kinderen in het buitengewoon onderwijs. In oktober 2021 bevroeg Katholiek Onderwijs Vlaanderen en VCOV 158 buitengewone scholen en ouders van buitengewone leerlingen. Ongeveer de helft zit langer dan een uur op de bus, 's ochtends en 's avonds. Voor een kleiner aantal loopt dit zelfs op tot drie uur onderweg, enkel voor een kind om te geraken waar het recht op heeft: degelijk en aangepast onderwijs. 

Ook de cijfers rond het buitengewoon onderwijs spreken boekdelen: Vlaanderen telt momenteel 55.000 leerlingen in het buitengewoon onderwijs, goed voor 5,6% van de schoolgaande jeugd, tegenover een Europees gemiddelde van 1,7%. Nochtans hebben we in Vlaanderen niet meer leerlingen met leer- of gedragsproblemen dan elders. Bovendien komt de helft van de kinderen in het buitengewoon onderwijs uit een kansarm gezin. Dat wijst op een structureel probleem. 

Dit doet mij geloven dat er een enorm hoge en onrealistische druk zit op leerlingen in het gewoon onderwijs, wat ik zelf destijds ook zo ervaarde. Ondanks een A-attest in Moderne Wetenschappen voelde ik me pas op mijn plek in het deeltijds onderwijs: kleinere klas, minder druk, meer ruimte om mezelf te zijn. Ik hielp graag anderen, maar in het regulier onderwijs werd dat als storend gezien — terwijl net die vrijheid me later echt deed openbloeien. 

De nieuwe federale regering heeft plannen aangekondigd die dit alles alleen maar moeilijker lijken te maken. In hun hervorming van het openbaar vervoer willen ze onder andere kleine stations sluiten en inzetten op ‘efficiëntie’. Er komt een mobiliteitsbudget waarmee mensen zogezegd kunnen kiezen hoe ze zich verplaatsen — maar wat betekent ‘kiezen’ als de enige school die je kind kan helpen drie dorpen verder ligt, en de bus er niet meer stopt? 

Zolang het buitengewoon onderwijs onbereikbaar blijft en het regulier onderwijs faalt om kwetsbare leerlingen op te vangen, blijft inclusie een hol begrip dat vooral goed klinkt in beleidsnota’s. 

Maryam Khair