De tand des tijds

Ik ben allesbehalve een zwartkijker, maar tot nu toe is 2024 medisch en meteorologish gezien mijn jaar nog niet. Weergevoeligheid, koortsachtige toestanden, een paar virusjes, een voortdurend koudegevoel en als klap op de vuurpijl een bevroren schouder ... Is het mijn leeftijd? De aftakeling die definitief is ingezet? De spreekwoordelijke tand des tijds? Het einde van mijn lijdensweg lijkt vooralsnog niet in zicht.

Het gebeurde een weekendje of drie geleden, op een zaterdag. Onder immense druk van de kinderen had ik nog eens pizza’s besteld. Dik tegen m’n zin, want eigenlijk kaderen die vettige Italiaanse vlaaien helemaal niet in mijn dieet. Ik word er dik van, tegen mijn zin, dat bedoel ik. En toch heeft het ook iets ontspannends, zeker als je je lichamelijk niet te best voelt, je veel liever in je warme nest blijft in plaats van buiten te komen en zelfs koken een opgave wordt.

Ik word niet graag gepamperd, behalve als ik luier ben dan normaal. Mijn wellicht onterechte schuldgevoelens schudde ik van me af. Ik zou me gaan ontspannen en genieten. Het was een voornemen dat ik ging waarmaken. Bij die van het begin van het jaar was dat helemaal mislukt.

Die bewuste zaterdag ging om 12:15 de bel. Exact op het afgesproken uur. Het stemt me vrolijk als medemensen even stipt zijn als ik. Zeker als ze eten komen brengen op het moment dat mijn lege maag en luchtige darmen elkaar qua grommelgeluiden proberen te overstemmen tijdens een powerduet van de battles van een Nederlands-Belgische coproductie van het programma ‘The Voice van de Ingewanden van de Lage Landen’.

Ik won de spurt naar de voordeur. Maar goed ook, want ik heb veruit de langste armen en die kwamen van pas, want naast een half dozijn pizza’s had ik ook lookbroodjes en een paar porties gebakken patatjes besteld. Pas tijdens de eerste pijnscheut, meteen na aanname van al dat lekkers, herinnerde ik me mijn bevroren schouder. De pizzabezorger verwarde mijn pijnlijke grimas met een glimlach, die hij meteen beantwoordde met wat vrolijk gegrinnik. Erg aandoenlijk allemaal, maar tezelfdertijd dacht ik: tjongejonge, jij zou beter eens een tandarts en/of een orthodontist bezoeken, want je bijters zijn zo te zien vanop enige afstand in je bek gesmeten, hoogstwaarschijnlijk door een pitcher met Parkinson. Dat zijn dingen die je te binnen schieten en die beter niet naar buiten gaan. Ik zweeg, lachte en knikte. Hij kon slechts een derde van die vaststellingen verrichten, me tussentijds de rug toekerend. Tijd is geld. Dat eerste had hij niet en het tweede had ik vooraf elektronisch betaald. Zo gaat dat in de hedendaagse maatschappij.

We begonnen dus te eten. Ik zoals gewoonlijk het snelst. Ongeveer halverwege mijn pizza met tonijn beet ik op iets hards. Iets heel hards. Ik liet mijn mondinhoud in mijn rechterhand vallen en zag grosso modo twee dingen: een olijf met een pit en … een tand. Een tand?

‘Bah!’ schetterde ik. ‘Die vieze pizzabezorger heeft een tand in mijn pizza gespuugd!’ Ik toonde hem vol walging aan mijn overbuurvrouw, zijnde mijn echtgenote, maar zij lag in een deuk. Mooi was dat. Ik stond op het punt om over te geven van afschuw en zij lag daar wat te grinniken met mijn miserie!

‘Voel misschien eens met je tong aan je voorste tanden!’ proestte ze, met tranen in de ogen. Zoals steeds gehoorzaamde ik en … ik voelde een groot, nee, een gigantisch gat. Ik sprintte naar de dichtstbijzijnde spiegel en sperde mijn mond open. Het was niet om aan te zien! Ik leek wel klaar om de hoofdrol te vertolken in het vervolg van ‘Dumb and Dumber’!

‘s Maandags belde ik lispelend naar het secretariaat van mijn tandarts. ‘Goh, je houdt het niet voor mogelijk hoe druk het hier is! Echt niet te doen momenteel. Het enige wat ik voor je kan doen is je opschrijven voor de achtentwintigste. Dat is nog iets meer dan een maand. Mijn excuses!’

Ik durf al drie weken niet meer buiten te komen. Vrouw en kinderen verbieden me om te lachen, omdat die spelonk echt gruwelijk is om naar te kijken. Stiekem doe ik het toch, achter hoek en kant en achter de palm van mijn hand. Ik kan het niet laten.

Al twee weken hou ik me anoniem in stilte bezig. Mijn toetsenbord betokkelend en de krant lezend. Hey, wat lees ik hier? ‘De huismus is uitgeroepen tot vogel van het jaar 2024’.

Joepie! Misschien wordt het toch nog mijn jaar!