Danny doet Danny - Vandenberk en de bomen
Ik weet nog hoe mijn vader een kersenboompje plantte. Zomaar ineens. Mocht ik het vooraf geweten hebben, dan ... Wel, ik zou mijn veto gesteld hebben en daar zou absoluut geen rekening mee gehouden geweest zijn, dus waar maakte ik me druk over? Je merkt dat ik over het verre verleden spreek. Een tijd waarin ik graag voetbalde. Ons gazonnetje was een leuke optie, maar eensklaps kwam er een speelverbod, of tenminste een aanmaning tot uiterste voorzichtigheid. Het toen nog fragiele boompje kreeg zelfs een steunpaal. Godgeklaagd en hemeltergend was het! Ik kreeg niks. Al jaren wilde ik een ‘doel’ in de tuin. Twee palen en een deklat. Met een net erin, dat zou het helemaal af maken. ‘Maar nee, toch geen goal in de tuin, Danny. Dat is hier toch geen voetbalveld! Als je wil voetballen, dan ga je hier tegenover maar op het weitje spelen.’ Op het weitje ja, waar je je poten elke vijf stappen kon omslaan omdat de grond er zo ongelijk lag en waar amper gras groeide. Zo oneerlijk.
Het duurde een hele tijd vooraleer ik enige appreciatie kreeg voor het kersenboompje. Na enkele jaren kwam er rendement in de vorm van kersen, maar ik had het veel meer voor de witte lentebloesems. Uren kon ik naar ze turen. Liefst van al als het mooi weer was, met een zacht briesje, zodat ik het geruis van de blaadjes er gratis bijkreeg. Voor mij had dat een bijzonder rustgevend en inspirerend effect. Zelfs vanuit de woonkamer. Mijn vader was nog zo dom niet. Hij had het boompje zo geplant dat je het vanuit het achterraam van de woonkamer kon bekijken. Kon bekijken? Je moest wel, er was geen andere optie. Van nature ben ik niet echt een natuurmens, maar als je niet gefascineerd en verwonderd raakt door de pracht van kersenbloesems, ben je van steen. In mijn geval deden ze haat omslaan in liefde.
Symbool van onze tuin was nochtans altijd onze grote treurberk geweest. Die stond er al toen ik geboren werd. Zonder morren heb ik er altijd omheen gevoetbald. Ik ben nogal gesteld op situaties zoals ze zijn. Verander je ze, dan rijzen er problemen. De treurberk is altijd gebleven. Gelukkig. Hij was één en al melancholie met zijn afhangende takken en blaadjes. Ooit hingen ze tot op de grond, maar af en toe kreeg hij een soort Jommekeskapsel aangemeten. Uiteraard was ik er erg aan gehecht. De ideale boom om te bekijken als het even wat minder ging. Hij deed alles relativeren. Hij was er altijd, wat er ook gebeurde.
Zo ontstond er een natuurlijk, vanzelfsprekend en ongekunsteld evenwicht in onze tuin. Het jonge, frisse kersenboompje en de oude treurberk. Elk konden ze op hun manier gevoelens bij me oproepen, versterken of net weer wegnemen. De kersenboom werd elk jaar dikker, groter en sterker. De steunpaal was al lang verdwenen. Het gazon werd hoe langer hoe schaduwrijker. Het straalde rust uit. Een groot contrast met vroeger, toen er hevig geravot werd, graszoden in het rond vlogen en vensters sneuvelden.
Niet dat ik mijn speelse karakter ooit heb opgegeven, maar misschien was het allemaal wel een voorbereiding op volwassen worden. Meer oog hebben voor wat er rondom je gebeurt. Af en toe eens stilstaan bij wat er goed of slecht gaat en het trieste niet meteen proberen te verdringen. Dat is immers nergens voor nodig. Triestheid en geluk horen bij het leven. De balans mag nochtans flink overhellen naar het tweede. Ook nu nog denk ik vaak aan de levenslustige kersenboom en de ingetogen, imposante treurberk. Ze staan voor altijd in mijn geheugen gegrift.
Danny Vandenberk