Christa Stans: de dood uit de taboesfeer halen
Ik trek eropuit. Een doordeweeks praatje of een diepgaand gesprek, niet noodzakelijk een klassiek interview met vragen en antwoorden. Ik breng het verhaal op mijn manier. In dat opzicht zijn het meer dan ontmoetingen. Het zijn ‘ont-moetingen’ waarbij niks moet en alles mag. We moeten immers al zoveel. Levensverhalen of losse babbels, luchtig, filosofisch, humoristisch of zwaar ... alles kan zomaar.
‘Dag Danny,’ zegt Christa’s stem vrolijk door allerlei achtergrondgeluiden heen, ‘kom maar naar de tweede verdieping.’ Ik zie haar niet, maar hoor haar wel. Meestal word ik doodnerveus van moderne deurbellen, videofonie en andere spreektoestellen met toeters, roostertjes en bellen, maar nu niet. Ik weet ook niet waarom. Is het misschien omdat ik me min of meer op bekend terrein voel? Ik bevind me immers in Oostham, waar ik zelf nog een tijdje gewoond heb, al is dat ondertussen alweer acht jaar geleden.
Vandaag ontmoet ik Christa, een uitgeweken Lommelse, die een hele tijd geleden naar Mol uitweek om na een korte terugkeer naar Lommel in Oostham terecht te komen. Christa is zorgkundige, werkt nachten in een Mols woonzorgcentrum én is daarenboven vrijwilligster bij Wens Ambulancezorg vzw.
De deur zoemt me naar binnen. Boven me hoor ik allerlei hondengeluidjes. Bij elke trede wordt het rumoeriger. Op de tweede verdieping kies ik voor de deur die op een kier staat. Hondje Marley begroet me luid blaffend en iets minder chill dan Bob, de Jamaicaanse singer-songwriter waarnaar hij twaalf jaar geleden, en eigenlijk nu nog steeds, genoemd is.
Christa maakt de kier groter en begroet me hartelijk. Of ik bang ben van honden. Niet meer. Die angst is, sinds de intrede van ons eigen exemplaar Luna, nu dik vier jaar geleden, flink weggeëbd. ‘Marley bijt niet. Maak maar even kennis en ga zitten, dan ga ik nog snel even iets doen.’ Christa verdwijnt om snel even iets te doen. Op het moment van dit schrijven weet ik nog steeds niet wat. Maakt het uit? Een mens moet niet alles in vraag stellen. Een hond doet dat ook niet. Marley en ik zijn heel snel vriendjes geworden. Hij likt, kwispelt en is blij. Dat laatste ben ik ook, want dit is verdorie echt een gezellig appartement. Het doet me op een vreemde manier denken aan Amerikaanse tv-series en dat voelt vertrouwd, want op een vreemde manier denken is nu eenmaal mijn specialiteit. Ik kies voor de grote tafel en de uiterst rechtse stoel en installeer me met pen en schetsboek.
Meteen valt de muur aan mijn rechterkant me op. In het midden staat in grote letters ‘All you need is love’, met daarrond tientallen foto’s van haar kinderen en kleinkinderen, want jawel, Christa is al tien jaar trotse oma en heeft ondertussen drie kleinkinderen, waarvan de jongste amper een jaartje oud. Al snel zal ik ondervinden dat liefde inderdaad centraal staat in het leven van Christa.
Twee minuten later komt ze tegenover me zitten. Ze ziet er, ondanks de donkerte van het redelijk vroege ochtenduur, opgewekt en vrolijk uit. Haar man Gert volgt even later en na een korte begroeting op de achtergrond mee. Alhoewel. Hij is er, maar lijkt niet mee te luisteren. Voor mij is dit een nieuw gegeven in mijn prille ontmoetingscarrière. Erg vind ik het geenszins. Gert is een rustbrenger. En een brenger van enkele kopjes lekker koffie, zo zal later blijken.
Ik wil het met Christa wel eens hebben over haar job en haar vrijwilligerswerk. Op zich is dat hetzelfde als praten over haar leven. Ze steekt dan ook onmiddellijk van wal. Door een toeval kwam Christa in de zorg terecht. Zoals zoveel kinderen wist ze totaal niet wat ze later wilde worden. Ze hield van buiten spelen, van kind zijn. Ze was heel sociaal en sterk in het welzijn van andere kinderen geïnteresseerd. Soms trok ze zich terug. Dan zette ze haar poppen elk op een stoeltje en speelde ze schooljuffrouw. Misschien lag daar haar toekomst wel, in het onderwijs. Een vriendin trok de schooljuf in spe bij wijze van spreken mee naar het Sint-Lutgardisinstituut in Mol. Daar begon Christa aan haar studies zorgkunde. Meer nog, het werd haar passie, haar levenswerk.
‘Tijdens mijn studies was anatomie, het menselijk lichaam, het hoofdvak. Eigenlijk zou dat menselijkheid moeten zijn, of iets dergelijks. De mentaliteit bij collega’s heb ik door de jaren heen wel zien veranderen. De oudere generaties moesten vroeger eerst vrijwilligerswerk doen in de sector, alvorens ze echt mochten werken. Tegenwoordig mis ik bij anderen af en toe de drive, ja, de passie. Veertig jaar werk ik al in de zorg. In ons woonzorgcentrum, ons rusthuis zeg maar, zijn er twee afdelingen met demente mensen, een psychiatrische afdeling, een met mensen met Parkinson en CVA (cerebrovasculaire aandoeningen) en er zijn ook een klein aantal ‘gezonde’ mensen. Ik werk nu al een tijdje met de nacht, een gevolg van een paar lichamelijke problemen. Een shift duurt tien uur en dat is best zwaar. Ik zit geen tien minuten stil, want we reageren op elk belletje. Ik werk eigenlijk puur op adrenaline. Stress ken ik helemaal niet. Er is geen greintje negativiteit. Ik zie graag oude mensen, het zijn mijn schatjes. Ik zou die mensen kunnen opeten. Toen ik nog dagwerk deed, namen een collega en ik regelmatig mensen mee naar haar thuis en dan gingen we samen bloemschikken, pannenkoeken bakken, iets drinken en nog meer van die leuke dingen.’
Ik slik een flauw grapje over werk mee naar huis nemen in en vraag of het niet pijnlijk is om mensen zo vaak van nabij te zien sterven.
‘Dat klinkt misschien een beetje vreemd, maar voor mij blijven ze ergens bestaan. Ik beschouw ze als beschermengelen.’
Christa leeft hier. Christa leeft nu. Misschien is dat wel de enige juiste manier. Ze had het in het verleden niet altijd even gemakkelijk en heel veel gebeurtenissen hebben haar gemaakt tot wie ze nu is, maar heeft het zin dit allemaal op te rakelen? Zij vindt van niet. Ik ben het met haar eens. Niemand wordt er beter van. Hier zit iemand met veel levenservaring, maar ook met veel doodservaring.
‘We moeten de dood absoluut uit de taboesfeer halen. Dat is echt nodig. Voor ieders welzijn. Ik ben niet bang om dood te gaan. Je hebt het uiteraard niet voor het kiezen, maar als het even kan, zou ik niet graag heel plots sterven. Ik zou het fijn vinden als ik me kon voorbereiden en op een mooie manier afscheid nemen van alles en iedereen. Sterven is net als geboren worden. Het gebeurt. Weet je wat het kernwoord is?’
Ik denk even na, nip nog eens van mijn koffie, schud van neen en ben bijzonder nieuwsgierig naar wat ze nu zal zeggen. Zelf heb ik een eigenaardige band met de dood. Als iemand die ik ken sterft, zonder ik me het liefst af en verwerk ik het al mijmerend, vaak al schrijvend. Over het algemeen maakt de confrontatie met het levenseinde me droevig en nostalgisch. Ik hang aan haar lippen.
‘Aanvaarding. Daar draait het om. En humor. Dat blijft het beste medicijn. Ik heb al veel mensen zien ‘heengaan’. Je hebt er geen idee van hoe vaak ze sterven met een lach. Vredig. Omdat het goed geweest is. Wat in ons beroep heel belangrijk is, is het inwilligen van kleine wensen en verlangens. Als iemand in het midden van de nacht bijvoorbeeld zin heeft in een koffie, dan ga ik die halen. Dat kan ook een ijsje zijn of een banaan. Maakt niet uit. Ik zorg ervoor. Het klinkt als een enorm cliché, maar ‘t zit ‘m echt in de kleine dingen. Ook en vooral op het einde van het leven. Aanvaarding is eveneens van cruciaal belang voor de familie. Onze taak houdt ook in dat we de mensen een beetje voorbereiden. Je kent natuurlijk al snel de naaste familie door hun bezoekjes, maar je leert ze pas écht goed kennen op het moment dat de patiënt, hun dierbare, sterft. Voor mij is het een groot raadsel waarom 98 % van de mensen elkaar ‘veel sterkte’ toewensen na een sterfgeval. Dat is je reinste onzin! In godsnaam! Ik zou dat nooit zeggen of schrijven. Sterkte is niet wat je nodig hebt. Sterk hoef je niet te zijn. Laat je emoties los en wees er voor elkaar. Mensen zijn emotionele wezens, geen ‘sterke’. Als ik iets zeg of schrijf, dan is het iets in de zin van ‘Zorg goed voor elkaar’ of ‘Warme steun- en troostknuffels’. Die heb je immers nodig, geen sterkte! Laat dat mijn boodschap zijn!’
Naast haar job doet Christa ook vrijwilligerswerk bij de vzw Wens Ambulancezorg. Deze werd ongeveer acht jaar geleden opgericht door een jong koppel uit Tongeren.
‘Ik ben erbij gekomen in 2020, nadat ik een cursus palliatieve zorgen had vervolledigd. Ik doe natuurlijk dienst als zorgkundige, maar ook als chauffeur. Momenteel hebben we drie wensambulancen die patiënten in alle comfort kunnen vervoeren, met al het nodige medisch materiaal. De bedoeling is dat we laatste wensen van palliatieven in vervulling laten gaan. Dat kan om het even wat zijn. Veel ongeneeslijk zieken willen gewoon nog eens naar huis of naar hun geboortehuis, familie bezoeken, hun huisdier nog eens zien en knuffelen, naar de dierentuin gaan of naar het voetbal gaan kijken, naar een concert gaan of een museum bezoeken ... Alle wensen zijn leuk. Soms rijden we ook naar de kust omdat ze de zee nog eens willen zien of om garnaalkroketjes te eten, gewoon omdat ze daar zo lekker zijn. Alles kan. ‘t Is heel afwisselend en dankbaar werk, maar ook intensief, van ‘s morgens tot ‘s avonds. De genoegdoening en de glimlach op het gezicht van die mensen … Tja, die is onbetaalbaar. Zoals ik al zei: we lachen veel. Het zijn altijd mooie dagen, vol herinneringen, ontmoetingen en hoogtepunten. Ik vind het fantastisch om te doen. Het enige wat ik liever vermijd, tenzij het niet anders kan, zijn laatste wensen van kinderen. Daar heb ik het emotioneel toch erg lastig mee. Soms zijn er sowieso moeilijke momentjes. Eergisteren vervulden we een wens van iemand van zevenenvijftig, ongeveer mijn leeftijd. Zoiets zet je aan het denken. Ze was al vier jaar ziek en nu terminaal. Daar heb ik niet van kunnen slapen. Geweend heb ik niet, maar het valt me zwaar. Daarom kan een mens maar beter van dag tot dag leven. Een bucketlist heb ik niet, er komen ongetwijfeld zo ook wel mooie dingen op mijn pad. Samen met een paar collega’s de lotto winnen en daarmee een palliatief huis oprichten. Dat is een droom ... Enfin, Wens Ambulancezorg werkt helemaal gratis. We draaien op sponsoring, steun en giften van sympathisanten. Verder organiseren we ook allerlei activiteiten om geld in het laatje te krijgen.’
Mijn bewondering voor Christa groeit met de minuut. Het lijkt alsof ze altijd ten dienste staat van anderen en nooit eens aan zichzelf denkt. Haar passie is tegelijkertijd haar roeping. Een mooi mens, zoveel is duidelijk, maar daardoor is het toch opletten voor valkuilen.
‘Op een bepaald moment was het helemaal op. Toen heb ik twee jaar niet gewerkt en alleen maar plezier gemaakt en leuke dingen gedaan. Zo ben ik weer uit dat dal geraakt en helemaal genezen, al blijft ‘nee’ zeggen soms moeilijk. Dat is nog een werkpuntje. Voor de rest ben en blijf ik altijd mezelf.’
Het ochtendgrijs heeft ondertussen plaatsgemaakt voor een prachtig herfstzonnetje. Het maakt het er alleen maar gezelliger op. Een zonnestraal dringt het appartement binnen en vindt Christa’s rechterwang. Opeens krijgt heel haar gezicht iets engelachtigs.
‘Je moet het mooie zien. Kijk eens naar buiten, tussen die bomen. Zie je mijn hartje?’ Ik gehoorzaam en zie effectief een hartvormige opening tussen het gebladerte. Bewonderenswaardig. ‘Nu is het hier en daar wat vergroeid en iets minder duidelijk. Wacht even.’ Ze haalt haar smartphone boven en toont me enkele mooie foto’s van haar hartje tussen de bomen.
‘Ik zie overal harten. De wolken vind ik al even fascinerend. Mijn smartphone staat vol met foto’s van wolken, sterrenhemels en zonsondergangen. Uren kan ik naar de wolken kijken en overal waar ik ben, wil ik de zonsondergang zien. Daar kan ik zo van genieten! Ik zie ook allerlei dingen in de wolken. Je houdt het niet voor mogelijk.’
Dat is kort samengevat hoe mijn fantasie werkt, denk ik bij mezelf. Op zomerse dagen zet ik me ook regelmatig op een stoel. Zonder smartphone, zonder boek, zonder iets. Helemaal alleen. Dan tuur ik naar de wolken en ontstaan er allerlei verhalen in mijn brein, dat vaak te rusteloos is om samenhangend te zijn. Als ik eraan denk, droom ik bijna weg. Achter mij ligt Marley de hond trouwens ook luidop te dromen. Ik herken de typische buikgeluidjes van onze eigen hond, Luna. Christa haalt me, na wat mijmerend geknabbel aan de overheerlijke speculaas die ze me voorschotelde, uit mijn dagdroom. Ik vind het allesbehalve erg. Marley slaapt verder. Rustiger nu opeens.
Misschien kan ik haar op mijn beurt een paar dilemma’s voorschotelen. Ik heb niks anders bij.
Lezen of schrijven?
‘Zeker schrijven. Ik onthoud bijna nooit wat ik lees, dus zijn dikke boeken of lange verhalen niet aan mij besteed. Ik schrijf heel graag kaartjes bij allerlei gelegenheden en ik kan me ook heel goed amuseren met de verslagen die ik neerpen over onze avonturen met de Wensambulance. Soms lig ik in bed en dan krijg ik een ingeving. Dan zou ik zo kunnen opstaan om ze ergens op te schrijven.’
Ze beseft nog niet half hoezeer ik me nu in haar herken, al ben ik zelf in de hele schrijverij nog net iets fanatieker, dat behoeft geen betoog.
Film of televisie?
Geen van beide! Gert is een voetbaldier. Hij bekijkt heel wat wedstrijden op tv. Ondertussen zit ik te knutselen of te prullen. Ik ben altijd bezig met 1.001 dingen.
Muziek of stilte?
‘Hier in huis staat de radio op. Constant. We kunnen niet zonder. Misschien is het wel daarom dat ik de stilte in de natuur zo heerlijk vind. Wat is er fijner dan lekker wandelen in de natuur, met alleen die typische natuurgeluiden en voor de rest stilte? Helemaal niks.’
Zomer of winter?
‘Ik ben een lentemens. Elk seizoen heeft wel iets, hoor. De zomer staat voor vakantie, de herfst voor knutselen, de winter voor gezelligheid en de lente voor vrolijkheid en nieuwe dingen.’
Ik hoor haar graag praten. Haar van origine Kerkhovens dialect is doorspekt met typisch Hamse verleden tijdsvormen die ik herken uit de tijd dat ik hier zelf woonde.
‘Ik voel me overal thuis, of het nu in Lommel, Mol of Ham is, zolang ik mijn eigen plekje maar heb. Ergens waar ik het gezellig kan maken en tot rust kan komen, lekker kan knutselen en bezig zijn … Heerlijk. Toch doet het me iets als ik terug in Kerkhoven kom. ‘t Is toch de plaats waar je bent opgegroeid en als je er dan even niet meer geweest bent, is er altijd van alles veranderd en dat voelt dan zo zonde. Gek, hé?’
Nee. Ik herken het gevoel, maar wil haar niet onderbreken. Gelukkig gaat ze nog even door over onze gemeenschappelijke thuishaven.
‘Mijn ma en mijn vriendinnen wonen in Kerkhoven, mijn neven en nichten hebben bijna allemaal in Lommel gebouwd. Ik ga heel graag naar de markt op woensdag en naar de winkeltjes in het centrum, zoals de ‘Chocolat’ en ‘Sor-Elle’, de kledingzaak van een kennis. Ik heb natuurlijk ook vijf jaar in WZC Hoevezavel gewerkt, bijgevolg ken ik in Lommel heel veel mensen, al is het niet altijd eenvoudig om er meteen namen op te plakken, maar Lommel loopt voor mij vol met gezichten die ik ken. Het doet deugd als ze mij ook herkennen, wat heel dikwijls zo is. Verder gaan we met een groepje collega’s en ex-collega’s twee keer per maand wandelen. Dat kan overal zijn, maar de Sahara komt natuurlijk het vaakst aan bod. ‘t Is toch niet normaal hoe mooi het daar is …
Ze heeft weer maar eens gelijk. Mijn vingers jeuken ondertussen om deze ont-moeting uit te schrijven. Tegelijkertijd maak ik me zorgen of ik alles wel mooi op papier zal krijgen. Christa heeft zoveel mooie dingen gezegd en ik weet uit ervaring dat ik niet altijd even alert en oplettend ben, op het dromerige af. Ik vertel haar over mijn gebrek aan zelfvertrouwen, zelfs als het over mijn eigen passie gaat: schrijven.
‘Maar Danny toch. Jij gaat dat weer goed doen, zoals altijd. Prent dit maar in je hoofd: uiteindelijk komt alles goed.’
Ik hoop het. En ik voel het. Terwijl ik een kwartiertje later, na een kleine fotosessie en een kort afscheid, in de richting van mijn eenzaam geparkeerde autootje wandel, voel ik me rustiger en zelfverzekerder dan ooit. Dank je wel, Christa.
Wil je meer informatie over Wens Ambulancezorg vzw, zelf een wensvraag doen of steun bieden? Volg dan deze link. Of kijk hier op Facebook.
Danny VANDENBERK