Brein

Het is een merkwaardig orgaan, dat brein van ons. Over het algemeen gaan we er vanuit dat dit bestuurscentrum het beste weet wat er moet gebeuren en hoe we de wereld moeten zien.

Maar het heeft ook merkwaardige trekjes, waardoor je je afvraagt in hoeverre je erop kunt vertrouwen. Dit komt deels door de ingebouwde ‘software’, en deels door invloeden van buitenaf, van een omgeving die als een soort ‘hacker’ je perceptie en denkwijze aanpast.

Onze ingebouwde ‘software’ laat bijvoorbeeld een baby de wereld een tijdje ondersteboven zien omdat de hersenen nog niet voldoende zijn ontwikkeld en gecodeerd om de signalen van het netvlies goed te interpreteren. Onze ooglenzen krijgen een omgekeerd beeld binnen en ons brein vertaalt dat naar de omgeving zoals wij die ‘kennen’.

Bij een experiment kregen volwassenen een ‘prisma’-bril die het beeld omdraait. Het duurde een paar dagen voordat de hersenen leerden om het beeld weer in ‘rechtop’ te vertalen. Het grappige was dat toen ze aan het einde van de proef de bril inleverden, ze alles opnieuw ondersteboven zagen. En het duurde opnieuw een paar dagen voordat hun brein de zaak had aangepast.

Overigens heeft een baby geen last van dit verschijnsel: hij ziet de eerste tijd niet meer dan ongeveer twintig centimeter van zijn omgeving. Dat is voldoende omdat na elk kreetje of protest op magische wijze zijn voedingsbron tevoorschijn komt.

Leuk! Interessant om te weten, maar wat moet ik er mee?

We moeten het nog hebben over de invloeden van buitenaf en, geloof me, dat is een stuk interessanter.

In een artikel over het ‘manipuleren van het burgerbrein’ wordt beschreven hoe sinds de millenniumwisseling de VS en UK en nu ook, in ieder geval sinds de laatste tien jaar, ‘onze’ overheden gedragseenheden, gedragsnetwerken en keuzearchitecten inzetten. Zo willen ze een ‘bepaald gedrag afdwingen door voorlichting’.

Deze ‘gedragsoverheid’ gaat ervan uit dat mensen soms irrationele keuzes maken. Door daarop in te spelen, wordt geprobeerd gedrag te sturen.  Een bekend voorbeeld is de afbeelding van een vlieg in urinoirs voor mannen. Die afbeelding werkt als mikpunt met als resultaat dat in en niet naast de pot geplast wordt. Deze mentale duwtjes zijn gemakkelijk toe te passen, zijn goedkoop en leiden tot ander, meer gewenst gedrag en denkbeelden.

Je zou dit nog kunnen zien als een poging tot opvoeden van probleem-burgers. Maar er zitten ook nare kantjes aan. Mark van Ostaijen van de universiteit van Tilburg  beschrijft hoe de denkbeelden onze samenleving veranderen door verschuiving van een sociaal naar een individualistisch perspectief.

Onheilzaam noem ik het. Als we kwesties als #MeToo of burn-out vanuit een individualistisch perspectief bekijken, dan levert dat een tamelijk eng, eenzijdig en arm beeld op. Daarmee laten we namelijk alle sociale context – cultuur, condities, arbeidsomstandigheden – buiten beschouwing. Jíj hebt een burn-out, jíj mag in de Ziektewet. Jij bent arbeidsongeschikt, jij mag aan jezelf gaan werken. Gezien door de ogen van werkgevers een zeer efficiënte vorm van bedrijfsvoering. Je kunt het probleem individueel isoleren en een nieuwe werknemer aannemen. En op die manier ontslaan we onszelf voortdurend van de duurzame vraag: waarom doet dit probleem zich eigenlijk voor?

De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) zei het eerder heel scherp. ‘Als de samenleving het probleem is, dan is een recept niet de oplossing.’”

Net als bij de baby en het experiment met de ‘prisma-bril’ hebben onze hersenen tijd nodig om de input te verwerken en te corrigeren. Je hebt tijd nodig om ‘mentale duwtjes’ te herkennen en te verwerken. Om te beseffen dat het niet jouw schuld is maar dat het gaat om een maatschappelijk probleem.

Zo kom je dus terecht op het gebied van ‘de politiek’. Daar nemen de ‘duwtjes’ soms de vorm aan van kretologie. Door bijvoorbeeld denkbeelden ‘extreem’ te noemen, waarbij de invulling achterwege blijft, of, zoals Bouchet het uitkraamde, dat ‘een rode lijn’ is overschreden.

Ons gemeenschappelijk brein lijkt in sommige plaatsen de weg te hebben gevonden om de eerste correcties aan te brengen.

 

 

 

Benny AHLERS